-
1 spannen
1 [algemeen] tendre2 [m.b.t. geweer, fototoestel] armer♦voorbeelden:er heerste een gespannen sfeer • l'atmosphère était tenduegespannen spieren • muscles contractéseen gespannen verhouding • des rapports tendushet spannen • la tension1 [nauw sluiten] coller♦voorbeelden:1 [spannend zijn] être (tout) juste♦voorbeelden:1 het zal erom spannen of het lukt • si ça marche, ce sera justehet zal erom spannen wie er wint • le vainqueur l'emportera de justesse -
2 spannen
1 [strak trekken] stretch, tighten2 [uitrekken] stretch3 [de volle kracht in werking stellen] strain4 [door strak (uit)zetten vormen] stretch5 [vastmaken] harness♦voorbeelden:1 een draad spannen • stretch/tighten a stringzijn spieren spannen • tense/flex one's muscleseen paard voor een wagen spannen • harness/hitch a horse to a cart1 [spannend zijn] be tense♦voorbeelden:1 het zal erom spannen of het lukt • that will be no easy task/matterhet zal erom spannen wie er wint • it will be a close match/racehet zal erom spannen • it is going to be close
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Французский